Als je met saxofonisten over "sound" en klank spreekt, komt het gesprek vaak heel snel neer op onderwerpen zoals mondstukken, rieten en equipment. Dit gaat zelfs zo ver, dat sommige saxofonisten van mening zijn dat je een goede klank alleen kunt bereiken met bepaalde saxofoon-merken en hierbij ook alleen met een bepaalde serie of met heel speciale mondstukken en rieten. Over klankvorming, concepten over de embouchure en doelgerichte oefeningen voor de aanzet gaat het gesprek haast nooit en soms krijg je het idee dat veel saxofonisten liever filosoferen over equipment in plaats van te werken aan de verbetering van hun aanzet en regelmatig te oefenen. In deze workshop wil ik informatie, tips en oefeningen over dit belangrijke onderwerp geven.
Helaas kost het heel wat tijd en moeite voordat de klank van de saxofoon niet meer op een scheepshoorn met een verkeerd doel maar eerder op een muziekinstrument begint te lijken. Bepalend voor een goede klank van de saxofoon is (naast de ademhaling) de embouchure en de daarbij behorende positie van de lippen.
Een goed idee van een juiste positie van de lippen krijg je als je enkele keren de medeklinker "w" ("wee") uitspreekt. Hierbij ga je automatisch de lippen licht spannen en naar achteren trekken. Hierop zou de positie van je lippen bij het spelen op de sax moeten lijken. Zeg dus nog eens "w" en zet het mondstuk aan je mond.
De bovenste snijtanden zouden ongeveer één tot twee centimeter van de tip van het mondstuk af op het bovenste, schuin liggende, gedeelte van het mondstuk liggen. Met de onderlip (gesteund door de onderkaak) druk je van beneden tegen het riet. De rest van de lippen omsluit het mondstuk, zodat geen lucht kan ontsnappen (denk hierbij ook aan de "w").
Het is belangrijk voor de embouchure dat je niet met te veel druk van de lippen speelt. Daarom moeten de bovenste snijtanden het mondstuk precies vast houden en de onderlip tegen het riet gedrukt worden - als de druk echter te sterk is, kan het riet niet meer vrij trillen en klinkt de klank geperst, bovendien bestaat het gevaar dat je lippen en kaak verkrampen. Uiteraard is voldoende ademsteun met behulp van het middenrif een belangrijke voorwaarde voor een losse embouchure, dat wil zeggen een goede ademhaling.
Om de juiste positie op het mondstuk te vinden zou je heel veel moeten uitproberen. Kleine veranderingen van de aanzet kunnen een zeer sterke werking op de klank hebben. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk hoe ver je het mondstuk in de mond neemt, dus op welke plek je bovenste snijtanden geplaatst zijn. Neem je het mondstuk maar een klein beetje in de mond, dan is de klank zacht, mat en kleurloos. Hoe verder je het mondstuk in de mond neemt, hoe krachtiger en voller de klank wordt, totdat hij vanaf een bepaalde positie uiteindelijk hol, nasaal en ongecontroleerd klinkt.
Vergelijkbaar grote verschillen kun je bereiken door de positie van de onderlip te veranderen. Vroeger welfde men de onderlip licht over de tanden, vandaag stap je meer en meer ertoe over, de lippen in hun natuurlijke positie te laten of ze zelfs naar buiten te welven.
Als je de onderlip over de tanden legt is de klank eerder zacht; hoe verder je de lippen naar buiten welft, hoe voller en rijker aan boventonen de klank wordt, maar hij wordt ook moeilijker te controleren. Probeer gewoon de verschillende mogelijkheden die ik hier heb omschreven uit, om er zelf achter te komen bij welke positie de klank het dichtst bij jouw eigen idee van een goede klank komt.
De beste training voor een goede aanzet zijn oefeningen met langgerekte tonen.
Dit soort oefeningen zouden moeten worden gedaan door alle blazers, te weten professionals en beginners,van klassieke muziek evenals jazz. Wij beginnen de oefening bij F in het tweede octaaf, want deze klank spreekt relatief licht en zeker aan en klinkt gewoonlijk al tamelijk goed. Aan F verbindt je E en daarna Eb. Probeer deze klanken net zo goed te laten klinken als voorafgaande F. Eb hou je zo lang mogelijk vast. Belangrijk is dat de klank niet begint te trillen of te kantelen.
Neem de tijd om goed in te ademen. Daarna ga je door met de volgende drie klanken etc... over de hele reikwijdte van de saxofoon. Het is belangrijk dat je deze oefening langzaam en met veel rust speelt - tempo en drukte zijn hier niet op hun plaats. Een goede embouchure en de daarmee gepaard gaande goede klank, ontwikkelt zich natuurlijk niet binnen enkele dagen of weken. Laat je niet ontmoedigen als je niet meteen hoorbare resultaten kunt behalen.
Ik wens je veel plezier met de oefeningen en bij het vormen van je eigen klank.
Van harte